Menu

STRUCTURAL MOVEMENTS

Voor een moment bestaat er niets anders….de intensiteit van een kortstondige ervaring, het gevoel absoluut ontrokken te zijn van tijd, los van het verleden en de toekomst…totaal en vrij, losgekomen van de harde realiteit? En later als het moment over is, dan was het een moment waarin ik volledig één was met mezelf… en de wereld…een ervaring van extase.

  • PROJECT:

    study on music vs architecture

  • YEAR:

    2010


Ruimte in de muziek [hoe tijd ruimte is in de muziek]
Ik luisterde naar een fantastische compositie van Simeon ten Holt! Zou ik deze extase ook kunnen ontwerpen met ruimte? En wat is de relatie tussen muziek en architectuur?
Simeon ten Holt zegt over zijn Canto Ostinato: ‘Ik ging muziek benaderen als een taal, want ik realiseerde me dat muziek niet alleen uit een mooie melodie bestaat, maar vier dimensies heeft, die je op elkaar kunt betrekken.’ Eén toon is ‘alleen maar’ klank en zegt ons vrijwel niets, er kan pas spanning en beweging ontstaan tussen twee tonen van gelijke of verschillende hoogte. Muziek is een stap van het ene naar het andere, in verticale en horizontale richting, waarin ook tijd een rol begint te spelen. De traditionele klassieke muziek is lineair, het heeft een duidelijk begin, opbouw, hoogtepunt en einde. In de traditionele (tonale) klassieke muziek waren toonhoogte en tijdsduur bepalend – klankkleur speelden hoegenaamd geen rol. Met het serialisme ontstond de klankkleurkunst, het idee van ‘toon’ werd verder onderzocht. Geluiden kunnen grofweg onderscheiden worden in periodieke en niet-periodieke geluiden. Dit aspect van geluid is zichtbaar te maken door registratie van geluidsdruk als functie van de tijd. Als de golfvorm, hoe ingewikkeld ook, zich voortdurend herhaalt is het geluid periodiek, deze klinken altijd ‘tonaal’. Als de golfvorm niet te voorspellen is heeft men te maken met atonale muziek, ook wel ruis genoemd.

Bij minimale muziek ligt de focus op continu repeterende cyclussen waarbij de basisvorm wordt herhaald en waarbij de kleinere elementen met verschillende ritmes aan worden toegevoegd. Het laat de harmonische schema’s van spanning en ontspanning uit de traditionele muziek weg.

Je zou kunnen stellen dat de moderne klassieke muziek een nieuwe dimensie heeft ontdekt die voorheen onderkend is gebleven.  Door te spelen met de tijd tussen de tonen én de tonen zelf ontstaat er een ruimte voor een geheel andere muzikale ervaring. Waar de klassieke muziek voor de 20e eeuw lineair was, is veel klassieke muziek na de opkomst van het impressionisme zich steeds meer gaan ontwikkelen als een cyclische ervaring, waarbij repeterende elementen samen de totaliteit vormen zonder écht begin en einde. Door de beweging te veranderen van lineair naar cyclisch is er als het ware nieuwe ruimte ontdekt.

beweging en de ruimte
Beweging welke de ruimte in de klassieke muziek zo heeft vergroot maakt ook onderdeel uit van de beleving van architectuur, denkend over hoe mensen zich door een gebouw heen bewegen. Het bouwwerk is op ieder moment als één geheel fysiek aanwezig, en kan als zodanig vanuit verschillende punten worden aanschouwd. Maar het heeft de elementen tijd en beweging nodig om de plek als totaal te ervaren, als een verzameling van momenten binnen een lineaire opvolging geconstrueerd om de ervaring van een persoon.

In de architectuur is een historische ontwikkeling te zien die vergelijkbaar is met die van de klassieke muziek. Ook hier is de benadering van het lineaire naar het cyclische verschoven. Vanaf de ‘ontdekking’ van het perspectief in de renaissance heeft de architectuur zich ontwikkeld via de architecturale route (lineair) naar een meer gelaagd idee over ruimtebeleving. Dit is een continu veranderbare ervaring welke niet te relateren is aan een specifiek moment in de tijd. Het is de waarnemer die de ruimte ervaart, die zijn eigen specifieke lineaire opvolging maakt, die de architecturale ruimte interpreteert. Op deze manier is de beschouwer steeds meer te vergelijken met de performer van een tijdelijk werk.

de rol van de beschouwer

Muziek en architectuur zijn sinds de 18e eeuw geclassificeerd als respectievelijk tijdelijke en ruimtelijke kunst. Een differentiatie tussen de dichter als vertaler van tijd en de kunstenaar als vertaler van ruimte.

Muziek kan op een bepaald moment worden uitgevoerd en tijdelijk worden ervaren, later kan het opnieuw worden uitgevoerd en kan de ervaring ervan weer totaal anders zijn. Een muziekstuk kan niet bestaan als één geheel op één gegeven moment, maar kan pas ontstaan door een lineaire tijdslijn. Het wordt alleen een entiteit in retro-perspectief, in de herinnering van de luisteraar of maker zelf. De tijdelijkheid van de uitvoering van een muziekstuk staat tegenover de vaste positie die een gebouw inneemt, verankerd in de aarde. Architectuur heeft ook een tijdslijn nodig om ervaarbaar te kunnen zijn, om überhaupt tastbaar te worden. Een ruimtelijk bouwwerk is als één geheel fysiek aanwezig, en het kan vervolgens vanuit verschillende punten worden aanschouwd.

Albert Einstein stelde in zijn speciale relativiteitstheorie dat het niet mogelijk is over ruimte en tijd als twee afzonderlijke entiteiten te spreken, maar dat er slechts één entiteit bestaat namelijk de tijd-ruimte. In feite wijst de theorie er op dat de dingen, zoals de naam al doet vermoeden, relatief zijn, afhankelijk van ons standpunt. Het essentiële verschil in beleving van architectuur en muziek is dat bij het waarnemen van muziek, de muziek in beweging is, terwijl bij het waarnemen van architectuur je zelf in beweging bent.

’Zoals er in de muziek tonen zijn -A,B,C,D,E,F,G- met allen een eigen frequentie zou je ook architecturale onderdelen kunnen maken met allen een eigen vorm. Zodat meerdere vormen samen een ruimte kunnen definiëren Een studie naar de ruimte die composities innemen; Hoe kan een muziekstuk in beeld gebracht worden?  Bekeken vanuit de muziek notatie, maar ook vanuit de muziekbeleving. Onderscheidt is aangebracht in toonhoogte, duur en tempo. Maar ook de afwisseling in dynamiek, welke volgens verschillende muziektheoretici de 4e dimensie van muziek vertegenwoordigd. De uitdaging was vooral om de auditieve beleving van een muziekstuk en de daarbij horende visuele partituur samen te brengen in één model. De modellen zijn gebaseerd op de ‘sonate pour violin et piano’ uit 1917 van de componist Claude Debussy én  ‘concerto for 2 violins, strings and basso’ uit 1731 van de componist Johann Sebastian Bach.